Nu ik ben begonnen aan de
Universiteit van Utrecht lacht het betere leven mij toe. Dé tijd van mijn
leven. Het studentenleven. Dat is pas écht genieten. Tien contacturen per week,
dat betekent: zolang in mijn bed blijven liggen als ik zelf wil. Omringd door
medestudenten dat betekent dat ik elk moment van de dag ervoor kan kiezen om
met iemand de kroeg in te duiken. En misschien wel het allerbelangrijkste: geen
toezicht van ouders. Je zou denken dat de afwezigheid van ouders betekent dat
er een beroep op je eigen verantwoordelijkheid wordt gedaan. Maar eigenlijk is
het vooral een vrijbrief voor onbeperkt onophoudelijk feesten, uitgaan en
drinken tot je erbij neervalt.
Althans, die illusie over
het studentenleven had ik tot vandaag. Ruw werd ik wakker geschud door de grote
vijand van dromen, meneer de Waarheid. Hij drukte me maar al te graag met de
neus op de feiten. Feit één is dat ik voor elk vak per week gemiddeld 100 bladzijdes moet lezen, en dat getal is nog vriendelijk naar beneden
afgerond. Feit twee is dat we actief moeten deelnemen aan het onderwijs en de
stof dus moeten beheersen. Lezen is niet genoeg, we moeten studeren. En feit
drie, het allerergste, is dat de tentamenweek al over één week is. Eén week! Kortom,
opeens is het mij goed duidelijk geworden dat wil ik deze studie halen, liever
gezegd: slagen voor deze tentamenweek, dan is het aanpakken geblazen.
Als een grote boze wolk
hangt het boven alle studenten. Dreigend. Onontkoombaar. De tentamens. Alle vrolijke,
sociale, humoristische en charismatische studenten lijken te transformeren in
teruggetrokken, stille grijze muizen, die hun heil achter de boeken zoeken. Dit
hoeft helemaal niet onopvallend te gebeuren want iedereen heeft immers
hetzelfde probleem. Dit probleem noemt meneer de Waarheid botweg ‘Laksheid’.
Het is algemeen bekend dat Laksheid de Waarheid niet zo serieus neemt. En de
angst van het wél serieus nemen van de Waarheid –want eigenlijk heeft ie wel
gelijk- mondt uit in het effectief uitstellen en ontlopen van een confrontatie
met hem.