“Ik ga slapen, maak jij het af?” Chagrijnig
open ik het bestand dat gehecht is aan deze boodschap. Dit wordt een lange
nacht met mijn pleitnota.
“Het VN-Handvest bepaald…” Ik knipper met mijn
ogen en kijk nog eens goed. Bepaald? Ja, dat staat er echt. Vermoeid duw ik een
lok uit mijn gezicht, ik verander de d in een t. “Dat houd in dat de immuniteit
is vervalen.” Ik zucht, kreun en steun nadrukkelijk en haal de spelfouten
eruit. Het zijn van een taalpurist is niet altijd even makkelijk.
Ik ben heus geen geërgerd mens, maar taalfouten
kunnen me verschrikkelijk op de zenuwen werken. In negen van de tien gevallen
zit het zo: als de schrijver van de taalfout iets beter had nagedacht, had de
taalfout helemaal nooit bestaan. En dat het dan gebeurt in een snel sms’je:
oké. Maar als je mij vraagt om een belangrijke analyse – die uiteindelijk in
het portfolio belandt – even na te lezen, verwacht ik wel dat je op z’n minst
je best hebt gedaan om het goed te doen.
Eens in de zoveel tijd zit ik in deze
hoedanigheid achter mijn laptop. Het kernwoord hiervoor is ‘groepsopdrachten’.
Docenten durven het nog wel eens ‘samenwerken’ te noemen, hoewel het meestal
eenrichtingsverkeer is. Het zijn wat mij betreft allemaal uiterst vriendelijke
woorden voor iets wat het slechtste in de mens naar boven haalt.
Je kunt je afvragen waarom docenten zo’n
groepsopdracht verzinnen. Het leidt tot irritaties en frustraties. Tot
bekvechten over zinsconstructies en wauwelen over opmaak. Het laat profiteurs
en luiwammesen schitteren. Oh ja, en je leert ‘samenwerken’. Maar niet heus.
Samenwerken is een illusie. Met dubbel l en
een s.