Vandaag hadden we voor het vak Internationaal- en Europees Recht een oefenrechtbank. In groepjes van 3 of 4 mensen was je rechter of advocaat.
De casus was een paar weken geleden al bekend gemaakt. Het ging over het plegen van genocide in Borduriƫ door Syldaviƫ, en een hoop andere gewelddadige acties.
De rechters moesten voor de oefenrechtbank al schriftelijk een ontwerpvonnis inleveren, en de advocaten een pleitnota. In de praktijk schrijven rechters natuurlijk niet voor de zaak al hun vonnis, want dan zou het overbodig zijn dat de zaak nog besproken wordt in de rechtbank.
Ons groepje bestond uit vier rechters. De advocaten deden hun woord, en wij moesten steeds vragen stellen, zoals de rechters dat in de praktijk ook doen. Aan het begin was het best wel lastig om de advocaten te onderbreken door vragen te stellen, maar op het gegeven moment liep het allemaal wel soepeltjes. Ook voor de advocaten bleek het moeilijk te zijn meteen te antwoorden op de vragen die wij (de rechters) stelden, omdat zij hier niet op voorbereid waren.
Toch is zo’n oefenrechtbank erg prettig om te oefenen. Je ziet naast de vele theorie die je dagelijks dient te bestuderen, ook hoe het allemaal in de praktijk in zijn werking gaat.
Alleen nog een toga, en ik voelde me helemaal een echte rechter!