Dit wordt een weekend met buitensporig veel
studieactiviteiten. Over anderhalve week zitten we te zweten op nieuwe
tentamens en in de tussentijd moet er nog het nodige gelezen en begrepen
worden. Op zo’n moment denk ik terug aan het prille begin.
De studie start in september onmiddellijk en
raast als een sneltrein voort. Geen rustige kennismakingsweek, niet even wennen
aan de hoeveelheid stof. De eerste week gaat elke docent er al vanuit dat je
alles gelezen, begrepen en gemaakt hebt. Dat zijn dan niet tien pagina’s en
drie vragen, maar zestig pagina’s en achttien vragen. Per vak.
Maar alles went. Keek ik voor de start nog met
angst en beven naar die dikke wetboeken op mijn boekenplank, binnen twee weken
had ik het opzoeken volledig onder de knie. En nu – driekwart jaar later – lach
ik om die zestig pagina’s leeswerk. Wat hadden we het toen makkelijk.
Dat het begin meteen pittig is, wordt nog eens
extra benadrukt door de aankomende tentamenweek. Al na drie weken moet je voor
drie vakken een deeltoets maken. Achteraf blijkt het na het nodige leerwerk
allemaal reuze mee te vallen, maar als onzekere eerstejaars is het woord
‘tentamen’ al een huiveringwekkend iets. Laat staan de inhoud van dat tentamen.
Het zal dan ook niemand verbazen dat er flink
wat studenten afhaken. Van de circa achthonderd eerstejaars die in september
beginnen, is na het eerste halfjaar alweer dertig tot veertig procent
gestopt.
Voordat ik je nu te bang heb gemaakt om zelfs
te proberen een beginnetje te maken aan de studie, nog even dit. Zestig tot
zeventig procent haalt het dus wél het eerste halfjaar. En zeker de helft van
hen niet eens zo onverdienstelijk, met een zeven, een acht of in enkele
gevallen zelfs een negen gemiddeld. Je moet je dus vooral niet te druk maken om
die vele afvallers. Het toverwoord is: bijhouden!