Isonomie. Deze voorzichtige vorm van een soort overheid betekende voor denkers als Aristoteles, Plato, Socrates en Thucydidus een nieuw filosofisch probleem. De kern van hun denken ligt in de kern van de problematiek der democratie: wat is de macht en wie is het volk?
Plato voorzag grote problemen. Democratie leidt tot een gelijkheid van stedelingen. Deze gelijkheid leidt opzichzelf logischerwijs tot totale anarchie. Er is geen dominante factor, geen demiurg. Een anarchie is een oorlog van allen tegen allen. Een nuchtere geest zou tegenwoordig zijn gedachtegang wegwuiven als onjuist en naief. Doch vergeet niet dat de filosofie van Plato sterk heeft doorgewerkt in de internationale orde, in het bijzonder tussen het interstatelijk verband. De Realistische stroming gaat uit van Plato. En wie goed de structuur van bijvoorbeeld de Verenigde Naties bestudeert ontdekt dat er inderdaad geen gelijkheid is. Het vetorecht van enkele staten weerhoudt het internationale toneel ervan tot een mogelijke anarchie.
Aristoteles schreef in zijn thesis de sterke en zwakke punten van vijftig staatsvormen. Met betrekking tot de democratie waarschuwde hij voor de manipulatieve en corrumperende werkingen die aan deze vorm inherent zijn. Zo zal het de mooipraterij, de eloquentie en de valse beloftes ondersteunen die een bron zijn voor populisme. Als leerling van Plato steunt hij zijn mentor en acht de democratie-aristocratie als ideale vorm. Immers, welgeleerde heren bezitten de mogelijkheid niet alleen voor zichzelf doch ook voor anderen te denken. Het interessante aan Aristoteles is dat zijn theorie met name tegenwoordig goed toepasbaar is. In de hedendaagse verontwaardiging van politici over Wilders' handige manier van spreken en uitspraken staat Aristoteles voor niets: hij erkende dit gebruik al duizenden jaren geleden.