De mythe van de democratie III
Als kleine brugger werd u tijdens geschiedenis al uitgelegd dat de invloed van de Fransen, met name de Verlichtingsdenkers, van groot belang is geweest voor de vorming van onze democratie. Dit verbaast niet. Nederland, op Hugo Grotius en Erasmus na, heeft weinig grote denkers voortgebracht. Waarschijnlijk zal het iets te maken hebben met onze, haast gecultiveerde 'nuchtere geest'. Een weinig enerverende geest wat mij betreft.
Hoe het ook zij, denkt men aan de Verlichting dan denkt men aan Montesquieu, Rousseau en de Toqueville. Laat ik vooraf twee kritische opmerkingen maken: 1) het waren heren van adel of van de aristocratie
2)Frankrijk is tot op heden staatsrechtelijk onvergelijkbaar met Nederland. Hun democratie en werking zijn niet gelijk aan de onze.
Zo is de voorgestelde 'Trias Politica' niet bedoeld om gelijke rechten voor alle burgers te bewerkstelligen. De scheiding tussen rechterlijke, uitvoerende en wetgevende macht die voorheen door koning Lodewijk XIV en zijn 'conseils du roi' werden uitgevoerd moest met name de positie van de aristocratie veilig stellen. Montesquieu voorzag een vorm van Republiek waarin aristocratische kiesmannen de honneurs van het regeren waarnemen. Dat Montesquieu de eerste zou zijn die een dergelijke 'trias' heeft ontwikkeld is onjuist. Zoals gezien bij de oude Grieken besprak Aristoteles een afscheiding al.
Montesquieu heeft voor Nederland zogenaamd veel invloed gehad. Doch laten wij twee curiositeiten niet vergeten: 1) wetgever en uitvoerende macht zijn in hetzelfde orgaan. Een minister kan een koninklijk besluit nemen of bepaalde verordeningen bevelen.
2) Tevens wordt de rechterlijke macht op het hoogste gebied gekozen via de wetgever. De Tweede Kamer bepaalt wie raadsheer der Hoge Raad wordt.
Rousseau was een optimist en verwierp de theorie dat de mens van nature een machtsbelust beest is.
Idealiter leeft de mens in een onbedorven natuurstaat. Doch, door factoren zoals land, bronnen, volk en eigendom corrumpeert de mens. De staat is een schepping van machtigen uit eigenbelang. Daarom moest er een maatschappelijk, sociaal verdrag komen waarin het algemeen belang, de volonté générale, behartigd zou worden. Maar dit algemeen belang werd niet gemeten van alle bevolkingsgroepen. De academische elite, de aristocratie en de kunstenaars waren voor Rousseau de belangrijkste klassen. Tevens stuitte Rousseau op het klassieke probleem: de ondefinieerbaarheid van de macht.
Alexis de Toqueville maakte zijn drie bezwaren spoedig kenbaar. Als er een 'égalité des conditions' bestaat leidt dit tocht een steriel machtsvacuüm. In een democratie van allen zijn er geen invloeden van bepalende factoren meer. Dit leidt vroeg of laat tot een absolutisme, de sterkere zal opstaan. Tot slot vond de Toqueville dat de media en publieke opinie zéér gevaarlijk zouden zijn. Anarchie, beïnvloeding, falsificaties weerhouden de mens tot gezond en rationeel denken.
De Fransen waren er na de Revolutie nog lang niet. Na Robespierre kwam Napoleon die niet als een koning maar een keizer zetel nam en forse invloed kon uitoefenen.