Samenwerken is iets dat mij soms niet zo goed afgaat. Ik ben
nogal perfectionistisch en ik ben altijd bang dat anderen het niet zo goed
zullen doen. Ik vind samenwerken dan ook alleen fijn als die persoon met wie ik
samenwerk ook perfectionistisch is en zich 100% inzet om het zo goed mogelijk
te doen.
Toch kom ik niet vaak bij dat soort personen in een groepje.
De personen met wie ik samenwerk, zijn meestal de personen met wie ik ook om
ga. En dat zijn niet de mensen met wie ik het beste kan samenwerken. Dat is de
afgelopen twee weken wel weer gebleken.
Voor het Kernvak Internationaal- en Europees recht II,
hebben we de opdracht om een pleitnota of een ontwerpvonnis te schrijven. Eerst
wordt er een opzet geschreven, dan wordt de definitieve versie geschreven en
vervolgens wordt er een oefenrechtbank gehouden. Alle drie de fasen zijn niet
soepel verlopen met mijn groepje.
Allereerst moeten alle groepjes worden ingedeeld: pleiters voor partij A, pleiters voor de tegenpartij B of rechters. Twee van mijn groepsgenootjes gingen onze voorkeur doorgeven aan de docent. Dit gebeurt door onze namen op papier te zetten bij ‘pleiters A’, ‘pleiters B’ of bij ‘rechters’. Vervolgens vroeg ik hoopvol: ‘Zijn we rechters?’ Vorig jaar was ik namelijk een rechter en dit beviel me goed. Nee, zeiden ze, er was geen plek meer om rechter te zijn. Wij waren de pleiters voor partij A. Prima. Wij hadden de opzet opgestuurd en wat bleek: wij waren de pleiters voor partij B. Dit hadden wij zelf opgeschreven. We moesten voor de definitieve versie alles opnieuw doen en daar hadden we een week de tijd voor.
Allereerst moeten alle groepjes worden ingedeeld: pleiters voor partij A, pleiters voor de tegenpartij B of rechters. Twee van mijn groepsgenootjes gingen onze voorkeur doorgeven aan de docent. Dit gebeurt door onze namen op papier te zetten bij ‘pleiters A’, ‘pleiters B’ of bij ‘rechters’. Vervolgens vroeg ik hoopvol: ‘Zijn we rechters?’ Vorig jaar was ik namelijk een rechter en dit beviel me goed. Nee, zeiden ze, er was geen plek meer om rechter te zijn. Wij waren de pleiters voor partij A. Prima. Wij hadden de opzet opgestuurd en wat bleek: wij waren de pleiters voor partij B. Dit hadden wij zelf opgeschreven. We moesten voor de definitieve versie alles opnieuw doen en daar hadden we een week de tijd voor.
Voor de definitieve versie hadden we duidelijke afspraken
gemaakt: wie doet welke vraag, wanneer komen we weer bij een. Ik had zelfs twee
van de zes vragen op me genomen, terwijl we met een groepje van vier zijn.
De dag voordat we het werk moesten inleveren, zouden we bij
elkaar komen om alle vragen tot één verhaal te maken en om laatste dingetjes af
te maken (voetnoten, voorpagina enz.). Dat was wat ik dacht. Ik had mijn werk
netjes af, maar twee van de drie nog lang niet. De helft van het werk was nog
geeneens af.
En vanmiddag is de laatste fase: de oefenrechtbank. Wij
moeten onze argumenten als pleiters naar voren brengen. Ieder groepslid moet
vier minuten praten. Via de mail heeft ons groepje een poging te doen om
afspraken te maken, maar tot nu toe is het nog niet zeker wie wat gaat doen. We
gaan zometeen om twee uur overleggen. Om kwart over drie begint de
oefenrechtbank.
Ik ben benieuwd hoe het uiteindelijk zal verlopen, maar ik
vrees het ergste.