donderdag 20 oktober 2011

Samenwerken


Samenwerken is iets dat mij soms niet zo goed afgaat. Ik ben nogal perfectionistisch en ik ben altijd bang dat anderen het niet zo goed zullen doen. Ik vind samenwerken dan ook alleen fijn als die persoon met wie ik samenwerk ook perfectionistisch is en zich 100% inzet om het zo goed mogelijk te doen.

Toch kom ik niet vaak bij dat soort personen in een groepje. De personen met wie ik samenwerk, zijn meestal de personen met wie ik ook om ga. En dat zijn niet de mensen met wie ik het beste kan samenwerken. Dat is de afgelopen twee weken wel weer gebleken.

Voor het Kernvak Internationaal- en Europees recht II, hebben we de opdracht om een pleitnota of een ontwerpvonnis te schrijven. Eerst wordt er een opzet geschreven, dan wordt de definitieve versie geschreven en vervolgens wordt er een oefenrechtbank gehouden. Alle drie de fasen zijn niet soepel verlopen met mijn groepje.

Allereerst moeten alle groepjes worden ingedeeld: pleiters voor partij A, pleiters voor de tegenpartij B of rechters. Twee van mijn groepsgenootjes gingen onze voorkeur doorgeven aan de docent. Dit gebeurt door onze namen op papier te zetten bij ‘pleiters A’, ‘pleiters B’ of bij ‘rechters’.  Vervolgens vroeg ik hoopvol: ‘Zijn we rechters?’ Vorig jaar was ik namelijk een rechter en dit beviel me goed. Nee, zeiden ze, er was geen plek meer om rechter te zijn. Wij waren de pleiters voor partij A. Prima. Wij hadden de opzet opgestuurd en wat bleek: wij waren de pleiters voor partij B. Dit hadden wij zelf opgeschreven. We moesten voor de definitieve versie alles opnieuw doen en daar hadden we een week de tijd voor.

Voor de definitieve versie hadden we duidelijke afspraken gemaakt: wie doet welke vraag, wanneer komen we weer bij een. Ik had zelfs twee van de zes vragen op me genomen, terwijl we met een groepje van vier zijn.

De dag voordat we het werk moesten inleveren, zouden we bij elkaar komen om alle vragen tot één verhaal te maken en om laatste dingetjes af te maken (voetnoten, voorpagina enz.). Dat was wat ik dacht. Ik had mijn werk netjes af, maar twee van de drie nog lang niet. De helft van het werk was nog geeneens af.

En vanmiddag is de laatste fase: de oefenrechtbank. Wij moeten onze argumenten als pleiters naar voren brengen. Ieder groepslid moet vier minuten praten. Via de mail heeft ons groepje een poging te doen om afspraken te maken, maar tot nu toe is het nog niet zeker wie wat gaat doen. We gaan zometeen om twee uur overleggen. Om kwart over drie begint de oefenrechtbank.

Ik ben benieuwd hoe het uiteindelijk zal verlopen, maar ik vrees het ergste.