zondag 23 oktober 2011

Een zondagavond

Sinds de ontdekking van het beste profiel ooit, Cultuur & Maatschappij, ben ik een groot liefhebber en intensief verzamelaar van jazz & klassieke muziek. Uren van mijn leven heb ik gespendeerd aan het luisteren naar Chopin, Liszt, Tchaikovsky, Rachmaninov, Debussy of Miles Davis, Dave Brubeck, Chet Baker, Charlie Parker zelfs good old Blue Eyes. Hoewel ik het zelf waardevol acht heeft het me tot nu toe geen bijzondere voordelen opgeleverd. Met uitzondering de sterke positie wanneer met triviant speelt. Hier kan ik af en toe onverwacht goed uit de hoek komen. Dit terzijde.

Vanavond ging ik naar een piano-soirrée (kunst is deftig, dus Franse termen mogen gebruikt worden) van Franz Liszt. Gezien de locatie, Leeuwenbergh, tegenover mijn kamer ligt mocht ik deze muzikale ontspanning niet aan mij voorbij laten gaan. Helaas kon ik op zondagavond geen zielen vinden die als chaperon wilden meegaan dus geheel alleen vertrok ik richting spektakel. Dat ik mijzelf in een fijn blauw jasje had gehesen en mijn haar matig had voorzien van cosmetische middelen had ik zo het voorkomen van een briljante musicus. Amusant, n'est-ce pas?

Enfin, na twee gratis consumpties te hebben genomen nam ik plaats en bekeek op mijn gemak het programma. Een keiharde confrontatie met de werkelijkheid. Twee van de drie pianisten waren jonger dan ondergetekende en volleerd, begaafd, vakmannen kortom al hun jaren ten volle benut. Het deed mijn hart vullen met spijt van al die uren die ik had kunnen oefenen op het klavier maar liever spendeerde aan slaapjes doen, kranten lezen in koffiehuizen of borreltjes op sociëteiten.

Langzaam stroomde de zaal vol. Louter gepensioneerde bokken, oudere besjes met weelderige shawls en aan hun zijde een voorzichtig lopende heer met een jasje van slechte schnitt. De grijzen nemen plaats en al na enkele momenten zie ik ze voorzichtig naar hun partner kijken; die stoelen waar ze minimaal anderhalf uur geacht worden zwijgend op te zitten zijn alles behalve comfortabel. En de zaal, een voormalige kerk, laat iets teveel toch toe. Zal dat nu wel goed gaan?

Nee, nondeju! Het is ongekend dat de mens op een bepaald moment in zijn leven het vermogen verliest om een kwartier de mond gesloten te houden en zijn derrière stijf en onbeweeglijk te houden. Voordat de eerste pianist zijn vingers op het koude ivoor legde was de zaal veranderd in een orkest van luid gehoest, oorverdovend gekuch, gesnuif met de neus, onrustig wiebelen, onhandige doch door merg en been gaande geluiden veroorzakend (openritsen van vesten, het knorren van magen, het luid ademen). Alleen een stoïcijnse jonge heer zou niet zonder kokend bloed van ergernis verder kunnen luisteren naar de virtuoze loopjes en riedels.

Ik been geen stoïcijnse heer. Doch alleszins een beleefde. Ik hield me kalm, van binnen iedereen luid vervloekend. Hoewel ik graag na afloop blijf hangen op gelegenheden werd me spoedig pijnlijk duidelijk dat ik abrupt moest vertrekken.

Want de vrouw naast me vond het allemaal prachtig. Ze had genoten – dat sprak ze uit als geneuten-.

''Maar de muziek jongeman, die was zo oorverdovend luid!''