zaterdag 1 oktober 2011

Romeo et Juliettá

Kent u de frictie tussen poëtische voorstellingen en de harde werkelijkheid? Dat u voor een deerne waarmede u een rendez-vous heeft een prachtige pique-nique prepareert maar het stervenskoud is en het gehele plan in duigen valt? Welnu, iets soortgelijks overkwam mij afgelopen donderdagavond. Ik kwam terug van dispuutseten en moest de dag erna opstaan dus had alle verzoeken richting dranklokalen of andere feestelijke frivoliteiten afgeslagen. Niet stilstaande bij het feit dat ik nu, op een donderdagavond welteverstaan, alleen in mijn jazz-café resemblerende kamer zat.

In diepe gedachte verkeerd schonk ik een glas single malt in en zette fandango muziek van Isaac Albéniz op. Ik zag mijzelf als een Ernest Hemingway die, wrijvend over zijn baard, als stevige drinker beter alleen gelaten kon worden. Filosoferend over de toekomst, de literatuur en zich niet inlatend met een sterfelijk onderwerp als politiek. Hierbij complimenterend zou een fijne sigaar zijn, van Cubaanse komaf. En aha! Juist die dag had ik besloten om bij sigarenhuis 'De Ouden Tijd' dat zich náást het faculteitsgebouw bevindt twee Romeo et Juilletás – om poëtisch te blijven uiteraard – te kopen.

Nu draaide ik, met een vettige glimlach, de verzameling tabaksbladeren door mijn vingers. Dit zou uitstekend passen bij het beeld dat ik schetste van de moderne bohémien. Let op, dacht ik wel nog bij mijzelf, deze rookstok is een lijvig heerschap. Minimaal een half uur zou benodigd zijn. Mijn eigen wijze raad de wind inslaand stak ik middels geplop en gepff een stukje Bananenrepubliek in vuur.


En daar begon de aftakeling. Der Beginn der Malaise. Mijn fandango muziek werd bruut onderbroken door een gezalfde reclamestem die mij verzekerde dat dit model wagen de allerbeste wagen jehmals was en dat binnen een maand of zes een nieuwer product van zijn bodem niet wederom de allerbeste zou zijn. Grommend zette ik toen maar wat Brel op, altijd een waardige opponent op het gebied van rookwaren.

Maar de toon was gezet. Enkele luidruchtige
Young Urban Professionals togen hun vege lijven naar het Filmfestival waar ik uiteraard niet voor was uitgenodigd. Deze decibelclownen droegen goed zittende pakken en kies afstekende jurkjes. Frustratie en gemompel over 'vrouwen kiezen idioten' nam ik wat zwaardere trekken van mijn sigaar.

En dat heb ik geweten ook. De sigaar werd te snel opgerookt, waardoor hij bitter van smaak was en de single malt nu als brandblusser werkte. Niet eens de hele Cubaan opgerookt gebood ik Brel zijn mond te sluiten, deed mijn lenzen uit met veel moeite (door de sigarenrook) en viel op mijn bed.


De slechtste nacht was het gevolg van mijn eerst zo poëtische gedachtegoed. De sigaar had mijn maag van streek gebracht en de whisky mijn brein. In een vreselijk grauw ruikende kamer werd ik wakker, mijn mond droger dan een kurkboom en zonder ei met spek (opgegeten door een huisgenoot) vertrok ik in de vroege ochtend.

Anoniem en zwijgend op mijn fiets.