vrijdag 15 april 2011

Van een oude professeur en tijden die snel voorbij gaan

Een in zwart-rode toga gehulde professeur raast in moordend tempo door de stof terwijl zilte zweetdroppels richting zijn hoornen bril snellen. Zijn jasje van dik wol is van slechte schnitt en de pochet vloekt. De haast gepensioneerde baas telt de dagen tot zijn gouden jaren en heeft alle interesse verloren in zijn metier of zijn studenten. De collegezaal is uitermate onrustig, in de achterste banken wordt luid gepraat of getelefoneerd. Ik vang meermaals 'Sarkozy' en 'Libie'' op.

Het volgen van colleges. Na vier jaar kan ik constateren dat het een kunst is. Een fascinerend gegeven. De niet-verplichte colleges zouden meer dan genoeg stof voor een dissertatie geven. Het is een sociaal, turbulent spel waar men bewust en onbewust aan deelneemt.

De voorste rij is doorgaans gevuld met ijverige bollebozen, internationale studenten en ouden van dagen die in te warme truien een ludieke toevoeging zijn. De middelste rang zit gevuld met studenten die zich hadden voorgenomen om hun concentratie langer dan twintig minuten vast te houden maar na vijf minuten zich betrappen op het feit dat er een fijn dagdroompje in hun brein afspeelt.

Maar halt! Het echte werk begint pas op de laatste vier rangen. Daar zit de brakke student een krant te lezen, clubgenoten hun avonden te bespreken of lieden die uit tactische overwegingen vooruit loeren naar de rijen vol vrouwelijk schoon.

In Frankrijk is dit niet veel anders. Van krantlezende student in de enerlaatste rij ben ik gedegradeerd naar de voorste rijen waar de memo-recorders en tikkende laptops in overvloed zijn. Een beetje jaloers kijk ik naar het ongeschoren, slonzige gepeupel. Ze praten te luid, onbeleefd haast. Mijn ergernis groeit. Brutale, ongeïnteresseerde apen. Wie denken ze wel niet te zijn? Dan kijk ik weer naar de professeur die onvermoeid doorgaat.
In Utrecht was ik waarschijnlijk al vandoor gegaan.